''De spelers die druk willen zetten, kunnen hun borst nat maken''

Het Feyenoord van komend seizoen zal een wereld van verschil zijn ten opzichte van het Feyenoord van nu. Waar Dick Advocaat er continu op hamert dat zijn ploeg in moet zakken, ziet Slot zijn ploeg juist het liefst hoog druk zetten. Pieter Zwart analyseerde de verschillen tussen beide trainers.

De hoofdredacteur van Voetbal International haalt op de website van het medium Slots tijd bij Cambuur aan. Als interim-trainer legde hij zijn visie op tafel: "Als de verdediging van onze tegenstander de bal heeft op eigen helft, is dat voor ons vaak kansrijker dan wanneer wij de bal in de defensie hebben op ónze helft. Als je namelijk goed en georganiseerd druk zet, dwing je een tegenstander tot het maken van lastige keuzes en gaat hij mogelijk fouten maken. Gezien de plek van de bal op dat moment, resulteert balverlies dan vaak direct of indirect in een kans voor ons."

"Lopen, lopen, lopen, lopen", typeerde Slot zijn speelstijl bij AZ. 'De spelers van Feyenoord die zo graag druk willen zetten, kunnen hun borst vast maken', schrijft Zwart. De vraag is hoe dat bij Feyenoord zal uitpakken. Dit seizoen werd vaak het argument opgevoerd dat de ploeg wel moest inzakken, omdat verdedigers Marcos Senesi, Eric Botteghin en Uros Spajic niet met ruimte in hun rug kunnen spelen.

Toch hoeft dat volgens Zwart geen probleem te zijn, zoals blijkt uit eerdere ervaringen van Slot. Zijn AZ was op Ajax na de ploeg die het verst van het eigen doel vandaan verdedigde, een speelstijl die goed uitpakte (in 2019/20 had AZ de minste tegengoals van de Eredivisie). Dat werd gedaan met spelers als Ramon Leeuwin, Ron Vlaar, Pantelis Hatzidiakos, Stijn Wuytens, Teun Koopmeiners en Jordy Clasie; eveneens niet de snelste spelers.

Bij Cambuur speelde Slot met een driemansdefensie, met 'de weinig wendbare Robbert Schilder' centraal achterin. In die formatie werd de halve finale van de beker bereikt, onder meer door overwinningen op FC Utrecht en Ajax. 'Dat sterkte Slot in zijn overtuiging dat ruimte achter de verdediging niet erg hoeft te zijn, indien zijn ploeg maar zodanig druk zet dat de tegenpartij die ruimte niet kan benutten.'